Het is zondagnacht. Ik lig hier in m’n bed met een ruis in m’n kop. Nee, niet van het ongezonde leven, maar van het heerlijke gevoel van de sfeer van onze dorpse kermisbeleving. In de laatste paar jaren ben ik meer gaan beseffen dat ik het op mijn eigen mokumse manier moet doen. Dat is wat ik ben, zo voel ik me goed. Ik heb zoveel mogelijk losgelaten van wat was, genomen wat er kwam. M’n voelsprieten aangezet en tot nu toe genoten tot op het bot. Een mokummer tussen de Westfriezen, maar wel één waarvan de voeten al aardig in de klei zijn weggezakt.


Met de corona in het achterhoofd was het onzeker of deze kermis hetzelfde vertrouwde karakter zou kunnen hebben zoals het in de genen van de dorpelingen vergroeid zit, maar Wervershoof zou zichzelf tekort doen als ze, ondanks de beperking, niet op een of andere manier tóch een mooie invulling aan het evenement geven. En zo gebeurt het. Met de wetenschap dat het overgrote deel van de bevolking volledig is gevaccineerd, kun je tóch weer wat meer loslaten. In elk geval genoeg om die voldoening uit het feest te halen die je zoekt. Als ik mij zaterdag door het dorp beweeg, voel ik de drang omhoog borrelen. Het zonnetje prijkt, de mensen zijn opgewekt, druk dansend door de straten, door de winkels, hun laatste zaakjes voor de borrels regelend. Hier en daar vang je de gesprekken op over de afspraakjes, de plannetjes. Waar gebeurt het? Zo te horen, overal. Uit enkele tuinen hoor je de speakers al proefdraaien voor het grote knallen. Zie je de kratten bier en flessen drank de huizen binnengaan. De voorraadkasten lopen vol. Vanavond trappen we af.
Voor mij begint het met een taxiritje naar Andijk, want dochterlief heeft ook tal van plannetjes. Daar hoef ik me gelukkig niet druk over te maken. Zolang de koelkast vol ligt, redt die zich wel. Als ik rond negen uur bij de eerste borrel binnenstap op de van Maas Elandstraat, zit de stemming er al in. Het is de gaafste plek om aan te schuiven, want het overgrote deel van een geweldig muziek makende vriendengroep uit onze omgeving verzamelt zich hier rondom de gitaren van Bas, Jeroen en de drumkit van Jeffrey. En, vooral niet te vergeten, je belandt middenin de enorme gastvrijheid en geweldige verzorging van The Berkwood Cottage, met Lady Sandra aan het roer. Je móet wel van deze mensen houden. Ik weet, m’n eerste avond/nacht zit gebeiteld. Het feest ontaard in een fantastische zangwedstrijd met de buren, waar de andere helft van de muziek makende groep zit. De gasten lopen van de ene poort naar de andere om zich aan te sluiten bij het voltallige koor. Tot in de late uurtjes moet ik een beroep doen op m’n stembanden, maar gelukkig smeert de alcohol voldoende. Lichtelijk in m’n hoofd, maar enorm voldaan kruip ik met de zalige druis van het feest in mijn lijf om 3.30 uur tussen de lakens. Ik hoef m’n kussen niet eens te ruiken.
Op dag 2 realiseer ik me dat ik toch één essentieel ding mis. Een wandeling over de Dorpstraat tussen de levendige stroom van die heerlijk, blije, halfdronken feestgangers. Glijdend op de golven van de kermisgeluiden, botsend tegen de bootjes van anderen zoals de fotograaf met de onvergetelijke kermiskiek, het zalige babbeltje met de mensen die je zo hebt gemist en, voor mij het meest belangrijke, de onverwachte knuffels. Zoiets gaat in je lijf zitten. Dat zit er dit jaar niet écht in, hoewel de verwelkoming op het terras bij de oranje deur op de Dorpsstraat ontzettend veel goed maakt. Met een open hart ontvangen worden is een geschenk. Ik val met m’n neus in de boter. Je zou het bijna een therapeutische gespreksgroep kunnen noemen, maar zo is het niet bedoeld. Het gaat ongedwongen vanuit het hart. Van m’n column springt het naar overleven met ernstige ziektes. Van een warm dankwoord verplaats ik me naar de blik in de mooie warme blauwe ogen van een lieve vrouw. Het hele leven komt in alle facetten voorbij. Bij de één is het verkenning, bij de ander herbeleving, bij weer een ander een toegestoken hand. Alles voorzien van diepgang met een knuffelgehalte. Het is het gangetje over de Dorpsstraat in ‘t klein. Het mooie is dat op elk niveau de mensen wat bijdragen aan de groei van je geest. Wat is het heerlijk om te mogen geven en nemen, om te houden van. En als ook hier langzaam de stroom doorsijpelt naar de volgende borrel ben ik al grotendeels dik voldaan van een gelukkig en tevreden gevoel. Even rijst de vraag of ik nog meer kan hebben, maar de uitnodiging ligt er al weer. Als het duister al een tijdje is ingezet, plaatsen we onze fietsen voor huize Bot aan de Gouw. Ook daar is op het terras het welkom groot en vriendelijk. Ik begin mij zo langzamerhand overal thuis te voelen en dat ligt niet alleen aan mij. Ook hier val ik weer van ‘t ene gesprek in ‘t andere. Het gangetje over de Dorpsstraat gaat gewoon verder. Bovendien worden we wederom getrakteerd op een zing uit je lijf meezingsessie, in dit geval Cats georiënteerd. Een mini-live concert. Tsjonge, jonge, wat een verwennerij. Twee dagen onderweg en de prut zit al aardig aan m’n leerzen. En dan heb ik er nog twee te gaan. Straks zit ik tot m’n nek in de klei. Ik denk dat ik maar op zoek ga naar die mooie warme blauwe ogen, misschien kunnen we samen een modderbad nemen. Het mokumse zand verdwijnt in de westfriese klei. Goed voor de grond heb ik horen zeggen.

Dank je wel Wervershoof voor je heerlijke tradities, je mooie, bijzondere vriendschappen en je prachtige mensen. Je bent kleigaaf.
Dikke knuffel.

Vorig artikelSeniorennieuws (KBO)
Volgend artikelAfscheid Bep van ophem