In 1948 voer Jan Koper met de vrachtschuit door Bovenkarspel. Op een brug ziet hij een meisje, dat bezig is met het rondbrengen van kranten. De pestkop gooit een piepertje naar haar. “Rotjoch”, schreeuwt zij naar hem. Dat is het eerste contact tussen hem en Tinie Takken.

Maar hij heeft wel de aandacht en dat blijft zo. Zij krijgen later verkering en trouwen in 1956. Jan (geboren te Wervershoof op 21 december 1932) en Tinie (geboren te Bovenkarspel op 16 maart 1935) gaan wonen aan het eind van de Nieuwstraat. Zij krijgen vijf kinderen: Gertruud, Kees, Karel, Dick en Anneke; elf kleinkinderen en twee achterkleinkinderen.

Jan verdient zijn brood als vrachtvaarder. Tot laat in de avond is hij bezig. Tinie hoort hem al van verre aankomen en zorgt ervoor, dat zijn warm eten klaar staat. Daarna brengt zij de marktbriefjes naar de bouwers. Een mooie uitspraak van Jan is: “Ik heb mijn eigen Cas Spijkers. Niemand kookt zo lekker als mijn Tinie.”

In de winter werkt hij bij zijn broer Piet in de steenkool. Na een aantal jaren ziet Jan dat met de aankomende ruilverkaveling zijn verdiensten in gevaar komen. In navolging van zijn vader besluit hij ook te gaan baggeren. Tinie zorgt naast de huishouding voor de administratie. Jan is constant bezig met vernieuwen, hij is daarin creatief en maakt of verbetert zijn eigen materiaal. Tijdens de verkaveling gaat hij van schuiten over op voertuigen. Er worden steeds modernere machines aangeschaft, ook voor grondwerkzaamheden. Tinie heeft slapeloze nachten wanneer een dure springgraafmachine wordt aangekocht. Zoons Dick en Karel komen ook in het bedrijf, dus steeds maar uitbreiden. Rond 1980 koopt Jan een stuk grond aan de Kibbel en begint daar een nieuw bedrijf. In 1997 draagt hij het over zijn zoons.

Voor dit artikel spreek ik met hun dochter Anneke. ”Mijn ouders hebben samen een prachtig leven gehad. Vader was alles voor moeder en moeder was alles voor vader. Zij waren altijd samen. Zij waren vol liefde voor elkaar en voor ons. Zij gingen nooit samen op vakantie. Vakantie? Nergens is het beter dan thuis, zei mijn vader. Werken moet je. Hij gunde mijn moeder wel haar vakanties. Zij is onder andere naar Canada en Lourdes geweest. Wanneer zij thuiskwam hing de vlag uit. Zo blij was hij dan.”

Een tevreden stel, die twee. Voor een artikel in de Skriemer van 2013 kwam ik een paar keer bij hen. Leuk en gezellig met twee mensen uit onze straat, bevriend met mijn ouders. Het eerste interview was in de Nieuwstraat. Jan en Tinie zaten met mij in de woonkamer en vertelden over vroeger. Over zijn woning sprak hij als het ‘aards paradijs’, waar Tinie glimlachend bij instemde. Bij het tweede interview waren zij verhuisd naar een aanleunwoning bij Sint Jozef. Met dezelfde woorden sprak hij trots over hun ‘aards paradijs’.

In 2018 overlijdt hun zoon Kees, een zware klap voor hen. Met henzelf begint het in die tijd ook minder te worden. Kees is ziek, maar zijn ouders kunnen dat maar moeilijk bevatten. Hun Kees ernstig ziek? Na zijn overlijden is er regelmatig de vraag waar Kees is. Jan en Tinie gaan langzaam achteruit. De laatste jaren wonen zij in een verzorgingshuis te Abbekerk. Gelukkig blijven zij daar ook samen, zoals altijd. Bij elkaar en ondanks hun ziekte tevreden. Jan en Tinie zijn heel kwetsbaar geworden en corona is in 2021 uiteindelijk de oorzaak van hun overlijden. Tinie op 3 november, Jan op 6 november.
Op 7 november sta ik voor de condoleance in de regen in een lange rij mensen. Het duurt even, voordat ik bij hen sta. Twee kisten, Jan en Tinie, vredig naast elkaar. Ik vind dat heel bijzonder. Na ruim 65 jaar huwelijk scheidt de dood hen niet. Een dag later worden zij op een dieplader geplaatst en verlaten zij voor altijd ons dorp. Op weg naar hun ‘hemels paradijs’. Hun as wordt later uitgestrooid bij de Oude Veiling in Bovenkarspel. Vermengd dwarrelt het neer op de grond waar zij elkaar 73 jaar eerder voor het eerst zagen. Altijd samen, nu ook.

Gerard Bot

Uit Skriemer 17.

Begin jaren zestig werkt Jan aan het Noordhollandskanaal bij Heiloo. In die tijd meren daar schepen met kunstmest aan. Het is hard werken, zwaar bovendien. Jan: “De kunstmest werd gelost in een loods. De kunstmest werd daar per kraan overgeladen in een stortbak. Wij stonden daar te “opzakken”, dat wil zeggen: zakken plaatsen onder een schuif, deze vullen tot vijftig kilo en plaatsen op een transportband naar de vrachtwagen. We werkten daar als paarden en vulden zo duizend zakken per dag. Op een gegeven moment wilde men een cent per zak minder geven. Ik pikte dit niet en we waren daar niet meer nodig. Daar kwam men al snel op terug, want het aantal zakken liep achteruit. Wij wilden wel terug, maar voor een cent extra per zak. En dat gebeurde. Ik verdiende daar goed geld mee. Ik was in de Nieuwstraat de tweede met een auto.”
Vorig artikelMorgen!: Wanneer gaat Medemblik eens handhaven?
Volgend artikelWervershoof als 1 man/vrouw achter Irene Schouten